Bontindustrie
Leefomstandigheden
Wasbeerhonden worden vaak voor bontkragen gebruikt. In Aziatische landen zoals China worden wasbeerhonden speciaal voor het bont gefokt. Wasbeerhonden in bontfokkerijen leven in kleine, draadstalen kooien van ongeveer 0,63 m2. De barre leefomstandigheden resulteren in stress, verveling, frustratie en in sommige gevallen zelfmutilatie. Vaak worden ze letterlijk gek door de ondraaglijke opsluiting. Ze hebben vaak voldoende eten beschikbaar, waardoor er een risico op overgewicht ontstaat. Uitvalcijfers bij wasbeerhonden zijn niet bekend. Als de dieren zeven maanden oud zijn, worden ze gedood. Meestal gebeurt dat door anale elektrocutie, maar het is ook niet ongebruikelijk om dieren dood te slaan. Vervolgens worden ze gevild. Het komt regelmatig voor dat dodingsmethoden slecht uitgevoerd worden en dieren nog leven tijdens het villen.
Daarnaast worden wasbeerhonden met name in de Verenigde Staten gevangen gehouden vanwege plaagbestrijding. Het bont komt als restproduct in de bontbranche terecht. Desalniettemin worden deze dieren op inhumane wijzen gevangen. Jagers gebruiken wildklemmen om wasbeerhonden te vangen. Voordat de jager terugkomt naar de wildklemmen kunnen er al uren of zelfs dagen verstreken zijn. Sommige dieren bijten zelfs hun eigen poot eraf om zichzelf te kunnen bevrijden. Door het gebruik van wildklemmen, is het onvermijdelijk dat ook andere dieren zoals katten, honden en runderen vast komen te zitten in de vallen.
Regelgeving
EU lidstaten zijn verplicht zich te houden aan de Europese dierenwelzijnswetgeving met betrekking tot de pelsdieren. Dierenbeschermingsorganisaties tonen keer op keer ernstige misstanden aan in de Europese bontfokkerijen. Wasbeerhonden worden onder meer aangetroffen met missende ledematen en vergevorderde geïnfecteerde wonden. China heeft geen officiële wetten, maar alleen voorschriften. Ze hebben geen brancheorganisatie die pelsdierhouders voorziet van kennis.
In het wild
De wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides) is familie van de hondachtigen en wordt ook wel marterhond genoemd. Het is een roofdier die zijn naam dankt aan een opvallende gelijkenis met de gewone wasbeer. Een volwassen wasbeerhond wordt tot 50 en 68 centimeter lang en de dikke borstelige staart 13 tot 25 centimeter. Ze hebben een geelachtig bruine grondkleur. Op de kop zijn de dieren zwart met wit, de poten zijn donker evenals een deel van de staart. De wasbeerhond heeft een zwart masker rond zijn ogen. In de winter hebben ze een dikkere vacht en een vetlaag. In de vrije natuur wordt de wasbeerhond maximaal 15 jaar oud.
Leefgebied
Het oorspronkelijke leefgebied van de wasbeerhond is Oost-Azië. In de jaren ’30 zijn in Oost-Europa wasberen ontsnapt uit pelsdierfokkerijen en in de jaren ’50 zijn ze uitgezet in West-Rusland om te dienen als nieuw jachtdier. Sindsdien komt de wasbeerhond nu in het grootste gedeelte van Noord- en Oost-Europa en in West-Rusland voor en ook in Duitsland en Nederland is het dier snel aan het oprukken. Wasbeerhonden hebben een leefgebied van ongeveer 9,5 km2 en leven vooral in bossen vlakbij water omdat ze erg graag zwemmen.
Leefwijze
De wasbeerhond is vooral in de schemering en ’s nachts actief. In de winter houdt de wasbeerhond als het erg koud is een winterslaap en hebben ze een wintervacht. Wasbeerhonden zijn erg trouw aan elkaar en leven in paren of in kleine families. De verblijfplaats is meestal een verlaten hol van een vos of een ander dier. Ze maken ook zelf hollen onder boomstammen, in dichte bosjes of tussen de rotsen. Met hun kromme klauwen kunnen ze in bomen klimmen en ze zijn gezien op takken al zoekend voor fruit en bessen. Wasbeerhonden zijn uniek in het feit dat ze de enige hondachtige zijn die een korte winterslaap houden en ze kiezen ervoor in paren te slapen.
Paren en baren
Meestal zijn er wel drie tot vier mannetjes die het vrouwtjes het hof proberen te maken. Een paartje blijft bij elkaar totdat de jongen onafhankelijk van de ouders zijn geworden. De paartijd vangt aan in het einde van het koudste deel van de winter, in februari en maart. Terwijl het vrouwtje zwanger is, brengt het mannetje haar voedsel ter ondersteuning. De jongen worden na een draagtijd van 59 tot 64 dagen in april en mei geboren. Aan het einde van de draagtijd brengt het mannetje voedsel voor het vrouwtje mee. Het vrouwtje kan tussen de 2 tot 19 jongen baren. Na vier maanden beginnen de jongen met het leren jagen en al snel kunnen ze zelf voor hun voedsel zorgen. In september verlaten de meeste jongen het ouderlijk woongebied, maar sommigen blijven bij de ouders overwinteren.