Konijnen komen voor in West-, Midden- en Zuid-Europa en Centraal-Azië. In het wild leven konijnen in grote groepen bij elkaar in een konijnenhol. Ze eten alleen plantaardig voedsel zoals gras en knollen. Konijnen komen voor in allerlei kleuren en hebben een zachte vacht.
Voor konijnenbont worden oudere konijnen gedood, van wie het vlees niet of nauwelijks gegeten wordt. Konijnen worden met een stroomstootapparaat verdoofd en met een haak ondersteboven gehangen. Hun keel wordt dan doorgesneden waarbij de meesten uit hun verdoving ontwaken en vervolgens schokkend en trillend doodbloeden. De vachten van vleeskonijnen zijn niet goed bruikbaar voor de bontproductie. Op het moment dat deze konijnen geslacht worden is hun vacht nog niet ver genoeg ontwikkeld om te gebruiken als bont.
In Europa worden in Denemarken, Spanje, Italië en Frankrijk rexkonijnen gehouden. Deze sociale dieren zitten alleen of juist samengepakt in te kleine kooien. Dit veroorzaakt stereotiep gedrag zoals het overmatig knagen aan tralies en automutilatie in vorm van kaal plukken. In deze kleine kooien kunnen konijnen zich niet goed voortbewegen, ze kunnen namelijk niet ‘hoppen’ wat het skelet ernstig kan beschadigen. Met kun poten zitten ze op gaas wat ontstekingen en zelf abcessen veroorzaakt.